Het Marum (luisterpaal)

De luisterpaal aan het Marum vertelt een bijzonder verhaal van een bijzonder gebied. Het Marum (± 315 ha) is het meest noordelijke deel van het Groot Schietveld, ligt links van de Kampweg richting Brecht en was al militair domein sinds de jaren 1890. Het gebied was tot voor kort een veiligheidszone bij schietoefeningen tot 7.000 meter en dus niet toegankelijk voor het publiek. Vroeger schoot het leger van Brasschaat richting Loenhout, vandaag richt het de loop van het kanon richting Brasschaat. In het huidige militaire gebruik is deze veiligheidszone niet langer noodzakelijk en kon Het Marum dus als veilige wandelzone worden opengesteld, ook op momenten dat er in de rest van het Groot Schietveld wel militaire activiteiten plaatsvinden. 

Door het decennialange militaire gebruik is het historische beekdallandschap in het Marum grotendeels bewaard gebleven en kunnen er sporen worden teruggevonden van het landgebruik van de vroege middeleeuwen tot op heden. Ook de natuur heeft baat gehad bij het militaire gebruik van het gebied: heide en schrale graslanden die ooit algemeen waren in de Kempen zijn in het Marum bewaard gebleven, en een aantal belangrijke dier- en plantensoorten die hieraan gebonden zijn komen er nog voor. Op het terrein zijn infoborden geplaatst die hierbij verdere duiding geven. Ook werden verschillende wandelpaden aangeduid, rondom het gebied en erdoor.

In 2010 is het Marum opengesteld voor wandelaars en in 2014 hebben PIDPA en Agentschap voor Natuur en Bos gezamenlijk het Marum gekocht van Defensie. Om iedereen de kans te geven volop van de natuur en het landschap van het Marum te kunnen genieten en tegelijk ook de bescherming van de zeldzame en kwetsbare lokale fauna veilig te stellen, zijn er enkele regels die wandelaars moeten respecteren. Honden zijn nooit toegelaten, ook niet aan de leiband. Het centrale deel van het natuurgebied is tijdens het broedseizoen verboden zone (15 maart tem 15 juni) om de dieren de noodzakelijk rust te gunnen. Tijdens die maanden kan enkel het rondgaande wandelpad gebruikt worden. De broedperiode is bovendien ook de periode van de grootste brandgevoeligheid.

De naam ‘Marum’ komt reeds voor in de archieven in 1458. In de veertiende en vijftiende eeuw hebben in deze streek heel wat boeren een stuk heide voor zich gekocht om het ook effectief als heide te gebruiken. Hiervoor werd vaak een cijns in de vorm van een paar pond bijenwas betaald aan de heren van Wuustwezel, Loenhout en Brecht. Aan Marum Voort was er een doorwaadbare plaats waar de middeleeuwse route Antwerpen – ’s Hertogenbosch  de Kleine Aa passeerde. Kooplui bezochten afwisselend jaarmarkten in Antwerpen en ’s Hertogenbosch. Deze jaarmarkten duurden verscheidene weken en brachten zeer veel volk bij elkaar. Er moeten in de Middeleeuwen en in de vroegmoderne tijd zeer veel mensen door het Marum gewandeld hebben. Op het Groot Schietveld en in het Marum ligt trouwens over vele kilometers lengte nog een hele bundel banen van deze route. Het is een zeldzaamheid dat zo’n bundel nog over zo’n lengte min of meer in het heidelandschap aanwezig is. Ook dit hebben we te danken aan Defensie die het gebied al meer dan 200 jaar afgesloten houdt.

Uit archiefbronnen leren we dat er in de zestiende eeuw een kleine (landbouw)nederzetting was in het Marum, meer dan waarschijnlijk naast de route Antwerpen – Den Bosch. Er waren akkers, hooilanden en heiden. Het Marum was als het ware het eenentwintigste gehucht van Wuustwezel. Het betrof een kleine, kwetsbare bevolkingsgroep die zichzelf niet heeft kunnen handhaven. Omwille van de latere militaire activiteiten heeft er in dit gebied nog geen systematisch archeologisch onderzoek plaatsgevonden. Op de Ferrariskaart van 1777 zien we langsheen de beek de locatie van de kleine nederzetting. Zij was ongeveer 10 hectare groot. Waarschijnlijk heeft het artilleriegeweld veel archeologische sporen uitgewist.

Tijdens de 80-jarige oorlog is de handel tussen Antwerpen en ‘s Hertoghenbosch stilgevallen en raakte het Marum, net als Wuustwezel en Loenhout trouwens, voor de eerste keer ontvolkt. Bij de laatste ontvolking van het Marum speelde mogelijks de opkomst van de industrie een grotere rol dan men zou kunnen vermoeden. Keuterboeren die nauwelijks het hoofd boven water konden houden, kozen in deze periode voor meer inkomen in de industrie. Feit is dat rond het jaar 1800 alle bewoning verdwenen was. Er werd aanvankelijk nog wat geboerd, maar stilaan won de vroeger ontgonnen heide terrein terug. Ook de spontane herbebossing nam zienderogen toe.

Het landschap in en rond het Marum heeft doorheen de tijd dus een grondige evolutie doorstaan. Woeste gronden werden ontgonnen voor turfwinning en landbouw, de natuur nam het over na het verdwijnen van de nederzetting, artilleriegeschut veranderde de omgeving. Ook rond het Marum werden gronden systematisch ingenomen door landbouw. Er is echter een overeenkomst met de landbouwers dat landbouwgronden aan de zuidkant van het Marum systematisch teruggegeven zullen worden aan de natuur. De eerste resultaten hiervan zijn al merkbaar richting Brecht.

Baileybrug

Aan de rand van het Marum, op de plaats waar de luisterpaal geïnstalleerd is, ligt de Baileybrug, een ontwerp van de Brit Donald Bailey. Bailey werkte als burger bij het Engelse Ministerie van Defensie. Als hobby bouwde hij modellen van bruggen. Hij toonde een model aan zijn superieuren en de rest is geschiedenis. De eerste brug werd in 1943 in Italië in dienst genomen. De segmenten van de brug zijn ontworpen om zonder bijzonder gereedschap en zonder een hijskraan geplaatst te kunnen worden. De segmenten zijn licht genoeg om door een aantal mensen getild te worden. De segmenten zijn ook ontworpen met voldoende tolerantie zodat onderdelen die in verschillende fabrieken gemaakt zijn onderling uitwisselbaar zijn. Hoewel de constructie licht is, kan ze toch enorme lasten torsen. Bailybruggen deden vaak dienst als tijdelijke noodbruggen om vernietigde vaste bruggen te vervangen. De Bailybrug hier in Wuustwezel is een klein exemplaar en het is niet duidelijk wanneer zij geplaatst is. De langste Baileybrug werd in Italië over de rivier de Sangro gebouwd en heeft een lengte van 343 meter. Ter illustratie een video-animatie over de opbouw van een baileybrug.

Het gebied met het kasteel van Wuustwezel en de Vloeikens is gelegen ten oosten van de woonkern van Wuustwezel in de vallei van de Grote Beek. Het kasteel Wezelhof werd al afgebeeld op een ets van Franz Ertinger uit 1687. Volgens deze ets stond het eerste kasteel met ophaalbrug volledig in het water.

Het tweede kasteel, met links en rechts een remise, werd gebouwd door baron Jan Frans Vinck, de laatste heer van Wuustwezel en Westdoorn. Op de Ferrariskaart die werd uitgegeven tussen 1771 en 1778 zien we een bebost domein met kasteel dat omgeven is door water.  Het water voor het kasteel kreeg de naam ‘de spiegel’, omdat het water het kasteel perfect weerspiegelde. De vijver aan het huidige kasteel wordt nu in de volksmond nog steeds de spiegel genoemd.

Het kasteel uit de achttiende eeuw werd op het einde van de Tweede Wereldoorlog getroffen door een vliegende bom. Na de oorlog werd het kasteel niet meer heropgebouwd. In 1960 werd op de fundamenten van het kasteel een grote villa gebouwd en de remises werden gerestaureerd. De villa, ook wel het kasteel Ginhoven genoemd, is nog steeds in bezit van rechtstreekse erfgenamen van de familie de Vinck, namelijk Thierry en Charles Van de Werve de Schilde.

De structuur van het domein zoals het er tijdens de achttiende eeuw uitzag met een aantal indrukwekkende dreven, waarvan de Hofdreef tussen het centrum van Wuustwezel en het kasteel de opvallendste is, is tot op de dag van vandaag bewaard gebleven. Via een grachtenstelsel liet men uit moerassige gronden water afvloeien naar een vijver – oorspronkelijk gelegen ter hoogte van de Vloeikenshoeve – die met de waterloop Grote Beek in verbinding stond. De naam Vloeikens komt voort van dit ontginningssysteem ingevoerd onder het Oostenrijkse bewind. Zo ontstond in 1773 de Vloeikens waar naast de vijver een hoeve werd gebouwd. De vijver is nu geheel toegegroeid, maar het grachtensysteem is nog duidelijk herkenbaar in het landschap.

De huidige Vloeikenshoeve bestaat uit een woonhuis met duiventoren (1825), koetshuis (vernieuwd in 1949), paardenstal, langsschuur (1813) en bakhuis (1828), kriskras door elkaar gebouwd aan weerszijden van een aardeweg en omgeven door tamme kastanjes en weiland. Naast de Vloeikenshoeve is ook het Bouwke vermeldenswaardig. Het ligt op een verhevenheid nabij de Grote Beek en betreft een dienstgebouwtje en een voormalige jagersafspanning uit respectievelijk 1828 en 1826. Op de plaats waar nu 't Bouwke staat, werd in 1635 op de Aa of Weerijs een watermolen de zogenaamde "molen van het Marum" opgericht. Na 1645 vinden we geen verdere vermeldingen van deze watermolen in de archieven.