Terbeek en de Naald (luisterpaal)

De gehuchten Terbeek, Popendonk en De Munt bestonden vroeger voornamelijk uit naaldbossen en heide en waren van oudsher eigendom van grootgrondbezitters zoals bijvoorbeeld de Antwerpse burgemeestersfamilie Rockox. Stelselmatig werden deze gronden verkocht aan boeren en ontstonden er kleine landbouwbedrijfjes. Dankzij de landbouwers is dit gebied doorheen de eeuwen geëvolueerd naar een welvarend landbouwgebied. In tegenstelling tot de weilanden aan bijvoorbeeld het Marum of aan de Maatjes, werden de weilanden niet teruggegeven aan de natuur. Het behoud van het landbouwlandschap is hier verzekerd.

Popendonk en Terbeek zijn twee zeer oude gehuchten. Popendonk was reeds in de vijftiende eeuw een aparte heerlijkheid naast Loenhout en was rechtstreeks afhankelijk van de hertogen van Brabant. De heerlijkheid Loenhout kwam door erfenis samen met de kleinere heerlijkheid Popendonk in 1541 in bezit van de familie van der Marck – Arenberg. Dit was de periode van de godsdienstoorlogen en de Opstand tegen Spanje. Loenhout en Popendonk kenden doorheen hun lange geschiedenis vele heren die de heerlijkheid bestuurden. Enkele voorbeelden van markante heren van Loenhout en Popendonk: Arnold van Leuven (heer van Loenhout van 1277 tot 1287), zoon van Hendrik I, hertog van Brabant; Jan I van Hellebeek (1330-1346), bouwde rond 1330 het eerste kasteel van Loenhout; Daniël III van Boechout (1446-1465), burggraaf van Brussel; Everaert Van der Marck, (1479 - …), de ‘Ever van de Ardennen’; Karel de Ligne (1575-1611), graaf van Arenberg; Catharina Leonora Perez de Braron (1634-1672), oprichtster van de huidige kapel van Sint-Quirinus en Jean Joseph Walckiers (1734-1759), ‘receveur générale de Flandre.

In tegenstelling tot Popendonk en Terbeek was De Munt een onherbergzaam gebied met heide en mastenbossen waarvan grote stukken in handen waren van grote Antwerpse handelaren in de zestiende eeuw. Archiefonderzoek heeft echter aangetoond dat in de zestiende eeuw reeds verschillende boerderijen in de Munt stonden. Er is zelfs een document uit 1399 waaruit blijkt dat er een hoeve is die belast werd met een erfelijke rente. Dankzij kleine landbouwers is dit gebied doorheen de eeuwen geëvolueerd naar een welvarend landbouwgebied. Terbeek is ook altijd meer dan landbouw geweest. Het gehucht heeft doorheen de geschiedenis een groot aantal herbergen gekend die een belangrijke rol gespeeld hebben in het sociale leven in het gehucht.

Op 17 oktober 1639 verkocht Gaspar de Haze zijn bezittingen in de Munt aan de Jezuïeten van Antwerpen. Gaspar de Haze was een rijk grondbezitter die een groot deel van de Munt bezat en was tevens drossaard van Merksem Dambrugge. Zijn enige zoon was Jezuïet en procurator aan het College der Sociëteit Jesu in Antwerpen. Een groot gedeelte van de Munt was heide. Op initiatief van de Jezuïeten werden hier mastenbossen aangeplant en verdwenen de bestaande hoeves. In 1773 werd de orde van de Jezuïeten door paus Clemens XIV opgegeven en hun goederen werden aangeslagen. Eind achttiende eeuw wordt Joseph Stiers de nieuwe eigenaar van de Munt. Stiers was een van de belangrijkste bankiers van de Oostenrijkse Nederlanden. Hij stierf in 1821 in zijn kasteel in Brasschaat en de gronden van de Munt kwamen in bezit van ridder Jean Michel Antoine van Havre. Hij stierf in 1844 en was meteen de laatste grootgrondbezitter in de Munt. De uitgestrekte mastbossen en heide hebben nu plaats gemaakt voor akkers en weilanden.

Bossen en heide zijn verdwenen, maar vandaag de dag zijn de namen van verschillende percelen bos in de volksmond blijven voortleven. Zo ook de naam Wolfsbos. De naam Wolfsbos is niet zomaar uit de lucht komen vallen. In een schepenakte van 4 juni 1709 wordt bevestigd dat er wolven waargenomen waren in de bossen van de Munt. In die schepenakte verklaart vorster (te vergelijken met een veldwachter) Hendrik Smits tegenover schepenen Jan Heestermans en Boudewijn Heuvelmans dat hij op 3 juni in de bossen genoemt de Munt alhier heeft gevonden ende gerooft eenen nest jonge wolven ten getale van drij, te weten eene teve ende twee reukens. De schepenen vonden dit voorval belangrijk genoeg om het in de schepenregisters op te tekenen in forma des oorcondes. Veel wolven zullen er dus niet meer geweest zijn.

Ook in een recent verleden werden er in het landschap van de Munt wijzigingen aangebracht. In 2011 werd hier het ecoduct ‘De Munt’ ingehuldigd. Het ecoduct is een wildwissel. Hij meet 110 bij 60 meter en overspant de autosnelweg en de hogesnelheidslijn naar Nederland. De ganse omgeving rond het ecoduct bedraagt 50 hectare. In 2018 onderzocht Natuurpunt welke diersoorten zoal gebruik maken van deze natuurbrug. Vooral amfibieën, waaronder de alpenwatersalamander, maken er dankbaar gebruik van. Maar ook hazen, reeën en marterachtigen ziet men vaak op camerabeelden passeren.

Allerlei muizen, en zelf vleermuizen, maken gebruik van deze ecoduct. Ook verschillende soorten sprinkhanen geraken nu veilig aan de andere kant van de snelweg.

Naald en Vaas

De ‘Naald van de Maxburg’, door de vroegere bewoners van Terbeek en omstreken de ‘eerste faas’ genoemd, is een vierkante spits toelopende stenen kolom. Hij heeft de vorm van een obelisk – ook wel gedenknaald genoemd –  die symbool staat voor het overheersen van de vier windstreken, voor standvastigheid en deugd ren is de veruitwendiging van macht. De Maxburgdreef, ooit privé-eigendom  van de bewoners van het kasteel van Maxburg, was een brede en prachtige laan, omgeven met rododendrons. De dreef begon aan de Terbeekseweg 19. Hier staat nog steeds de remise waar de heren van Maxburg van paarden wisselden wanneer zij met hun koetsen naar het station van Kalmthout reden om van daaruit met de trein naar Antwerpen te reizen.

De Naald stond op een rondpunt in de eerste bocht van de Maxburgdreef. Wat verder, na een lange bocht, stond op het kruispunt van de Maxburgdreef en de Vaasweg de tweede vaas, een grote stenen vaas op een sokkel. Op de drie grote toegangswegen naar het kasteel stonden vazen. Eén gerestaureerde vaas staat vandaag in de Krochten op het grondgebied van Wernhout. Een andere vaas staat in het domein langs de John Lijsenstraat ter hoogte van de slachterij van Meer.

Juist voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog heeft de gemeente Loenhout de Maxburgdreef gekocht. De Naald en de tweede vaas zijn blijven staan tot aan het einde van de ruilverkaveling in 1972. Omdat de Naald niet meer in haar oorspronkelijke omgeving kon geplaatst worden, is geopteerd om haar herop te richten in het gehucht Terbeek, dat historisch verbonden in met Maxburg. De Naald is daar ingehuldigd op 12 oktober 2012.

Kasteel van Maxburg

‘Maxburg’ verwijst naar zijn bouwer Maximiliaan Van den Bergh. In 1853 kocht deze Antwerpse jeneverstoker 1.200 hectare woeste grond bij Meer met daarop de ‘Heyhoef’, ooit gebouwd in opdracht van Nikolaas Leopold van Salm-Salm, hertog van Hoogstraten. Hij start er een grootschalig agrarisch bedrijf, waarvan de graanakkers zijn jeneverstokerijen bevoorraden. Tussen 1860 en 1869 bouwt Maximiliaan Van den Bergh er een landhuis met 4 salons en 11 slaapkamers, 2 conciërgewoningen, een boerderij en stokerij. Het park wordt afgesloten door een muur met verschillende monumentale poorten.

Het echtpaar Van den Bergh blijft kinderloos en na de dood van Maximiliaan in 1873 gaat het domein over naar zijn broer Jean Félix. Deze past het geheel aan tot lusthof en laat het grotendeels bebossen. De jeneverstokerij wordt verbouwd tot kapel en stallingen. Maar wanneer zijn paardenfokkerij te kampen krijgt met ziekten in de stallingen, moet hij het domein verkopen. Het domein komt in handen van de familie Havenith, via familiebanden verbonden met de familie Van den Bergh.

De familie Havenith komt in financiële problemen door de beurskrach van 1929 en moeten het domein noodgedwongen verkopen. Het ganse domein werd verkaveld en verkocht aan landbouwers die de bossen rooiden en de gronden cultiveerden. Adriaan Kustermans kocht in 1935 honderd hectare grond, samen met het kasteel, het park en bijgebouwen. Vlak voor de Tweede Wereldoorlog kwam het kasteel in handen van de toenmalige Meerse onderpastoor Naveau. Hij liet het kasteel en de kapel restaureren en stelde het open als natuurhistorisch museum om de herstelwerken te financieren. Tijdens oorlogsjaren kwam Maxburg in de frontlijn te liggen en verborg het veel mensen die voor de Duitse bezetters moesten onderduiken. Na de oorlog moest ook de onderpastoor het kasteel verkopen.

Uiteindelijk raakten de gebouwen onbewoond en in verval, tot Arie van Dijk en zijn vrouw het landhuis in de jaren 1990 kochten om hier rustig met pensioen te gaan. Ze hebben er bijna tien jaar over gedaan om het kasteel minutieus te restaureren en zo veel mogelijk terug te brengen in zijn oorspronkelijke staat. Van 2002 tot 2010 was Maxburg een Bed and Breakfast met vergaderzalen. Sindsdien verandert het kasteel nog enkele keren van eigenaar.