Uitkijktoren de Klot (Luisterpaal)

In de omgeving waar uitkijktoren de Klot in opdracht van Toerisme Wuustwezel vzw gebouwd is, heeft men overblijfselen gevonden van een nederzetting uit de IJstijd, zo’n 3.000 jaar voor Christus. Het landschap zag er toen totaal anders uit. Gedurende bijna vijf eeuwen werd hier turf gestoken en afgevoerd naar Roosendaal, Bergen-op-Zoom en Breda om van daaruit naar Antwerpen vervoerd te worden. Daar werd de turf vooral gebruikt als brandstof in de talloze bierbrouwerijen. De geschiedenis van de turfwinning vangt aan in 1263 toen arbeiders van abdij Roosendael in Sint-Katelijne-Waver de eerste turfspade in de grond staken. De naamgeving van de Klot verwijst trouwens naar een klot of kluit turf.

Vanaf de veertiende eeuw startten hier onder impuls van de abdij van Tongerlo de ontginningen van de heide en de drooglegging van de vennen. In de eeuwen die volgden, werd op haast industriële wijze veen afgegraven in de streek rondom het huidige natuurgebied de Maatjes. De ontwikkeling van de nederzetting Nieuwmoer kan waarschijnlijk met deze turfontginningen in verband gebracht worden. Vanaf het einde van de zeventiende eeuw werd het veensteken minder rendabel. De laatste turfschepen voeren in 1733 vanuit de Kalmthoutse heide naar Roosendaal. In 1743 krijgt Breda de laatste turf vanuit de Maatjes bij Nieuwmoer.

Het intensieve turfsteken gedurende enkele eeuwen heeft de omgeving van de Klot blijvend getekend. Aan de hand van archiefdocumenten leren we dat er zo'n 2,7 meter veen afgegraven is. De veenpaal aan het einde van het vlonderpad is exact even hoog en geeft je dus een goed beeld van hoeveel turf er hier afgegraven is. Toen het veensteken ophield, veranderde dit gebied snel in een ondoordringbaar moeras met uitgestrekte open plassen. Op de lager gelegen delen verscheen de laatste 200 jaar opnieuw veen. Zo werd op natuurlijke wijze 'De Maatjes' gevormd, een grensoverschrijdend natuurgebied in Nieuwmoer, Wuustwezel en Zundert. Het natuurgebied strekt zich uit over een oppervlakte van zo'n 215 ha, waarvan 75 ha in België. De rietmoerassen en (vaak natte) graslanden behoren tot het leefgebied van veel vogelsoorten die in grote aantallen kunnen voorkomen (zoals bv. de Canadese ganzen in de winter).

De omgeving van de Klot heeft na de veenwinning en de omzetting naar het natuurgebied de Maatjes nog een evolutie gekend. Vanaf de negentiende eeuw werden de hoger gelegen gronden immers ontwaterd en omgezet in cultuurgrond. Begin twintigste eeuw is men systematisch begonnen met dit gebied weer vruchtbaar te maken. Beken werden rechtgetrokken en er werd aan landbouw gedaan. Na de Eerste Wereldoorlog was het gebrek aan landbouwgrond zo groot dat op een drastische manier met de ontginning van de heide werd begonnen. De Noordwatering, een samenwerking tussen grondeigenaars en openbare besturen, hielp met de afwatering van de vroegere turfgebieden. Vandaag de dag pompt Pidpa hier 12.000 m³ water per dag op, op een diepte van 100 meter.

Bouw van uitkijktoren de Klot

De bouw van uitkijktoren de Klot werd gerealiseerd met de steun van Leader, een Europees steunfonds voor rurale ontwikkeling. Leader dringt er sterk op aan om lokale partners te betrekken bij de realisatie van gesubsidieerde projecten. Daarom nam de dienst toerisme Wuustwezel contact op met het Gemeentelijk Technisch Instituut van Kalmthout (Gitok). Er ontstond een nauwe samenwerking tussen de toeristische dienst, de architect en de school. Een aantal leerlingen fabriceerden de verschillende onderdelen in de school om dan later ter plaatse te monteren. Tot grote tevredenheid van de leerlingen kregen zij de mogelijkheid om een echt project te realiseren. Er kwamen hoogtewerkers aan te pas, stellingen welke steeds gekeurd moesten worden, er werd streng gecontroleerd door Igean of alle veiligheidsregels wel gerespecteerd werden, …Kortom, dit is een project waar Gitok en haar leerlingen terecht fier op mogen zijn.

Den doodendraad

Om te beletten dat er nog jonge mannen vanuit België naar het neutrale Nederland trokken om het front in de Westhoek te bereiken, trok de Duitse bezetter in 1915 een elektrische draadversperring op langs de grens met Nederland (ca.300 km lang). Hierdoor zou ook de spionage, brievensmokkel en de klassieke smokkel worden gestopt. Vermits de versperring niet exact de grens volgde, kwamen vele mensen in ‘niemandsland’ terecht en werden zelfs hele gemeenten afgesneden zoals Meer, Nieuwmoer en Essen. In Wuustwezel liep den Doodendraad naast de Klot.

De afsluiting bestond uit 3 delen: in het midden draden die onder stroom stonden - gemiddeld 2000 Volt - en aan weerszijden een rij draden die als bescherming of waarschuwing dienden. Het was verboden om zich binnen een afstand van 100 tot 300 m van de afsluiting te begeven. In die tijd waren de mensen op het platteland helemaal niet vertrouwd met elektriciteit en kenden de gevaren ervan ook niet.

Naast de Klot is een reconstructie gebouwd van de ‘dodendraad’. Opvallend zijn de onderlinge verbindingen met de stroomdraden, de versteviging met T-ijzers en de twee draden boven de eigenlijke elektrische afsluiting. Stoutmoedige smokkelaars of verzetslui waagden het toch om aan de overkant te geraken. Een houten vat of fietsvelg, ladders en het passeursraam waren primitieve, maar veel gebruikte hulpmiddelen. Een gewillige bewaker omkopen met geld, voedsel of tabak was natuurlijk ook een mogelijkheid. Duitse militairen bewaakten dag en nacht de draad en aarzelden niet om het vuur te openen. Aan de andere kant hielden Nederlandse douaniers of militairen ook de wacht. In Wuustwezel zijn minstens 6 slachtoffers gekend die stierven aan de dodendraad.